Erma Tigelaar is een van de gezinshuisauditoren die werkzaam is voor het Keurmerk Gezinshuizen. We maken kennis met Erma, vragen wat haar werk precies inhoudt en horen hoe ze tegen gezinshuisouders aankijkt. En we vroegen over het Keurmerk: ‘zucht en kreun of superbelangrijk?’
Wist je trouwens dat je met ingang van het nieuwe jaar voortaan rechtstreeks gezinshuisaudits bij haar kunt vragen, zonder tussenkomst van de Keurmerkcoördinator, Elly de Jong.
Erma, eerst eens over jouzelf. Met wie hebben we te maken, vertel eens wat over jezelf?
“Ja tuurlijk, leuk. Ik woon in Den Bosch, ben getrouwd en heb een dochter van 9. Ik ben ook weekendpleegouder. Mijn werk als auditor doe ik als zzp’er, ik doe dit gemiddeld 1 dag in de week. Daarnaast werk ik bij Zorgoppas, een social enterprise die oppas regelt voor zorgbehoevende kinderen. Je kunt je voorstellen dat je bij kinderen met autisme-kenmerken niet altijd een buurmeisje of nichtje kunt laten oppassen. Zorgoppas is er voor die oppasbehoefte. “
Gezinshuizen, hoe kwam je daar mee in aanraking?
“Ik ben zelf gezinshuisouder geweest. Als ik nu terugkijk, waren we piepjong. Op mijn 25e begon ik samen met mijn man een gezinshuis in loondienst bij de Leo Stichting. We kwamen uit het bedrijfsleven, hadden zelf geen kinderen en ook nog geen kinderwens. Het waren de beginjaren van het gezinshuiswerk, de pioniersfase, nu zou ik helemaal niet de juiste opleiding hebben. Maar we deden het toen gewoon. Ik was altijd al bewust bezig met kwaliteit en processen en vroeg dan bijvoorbeeld ‘moeten we niet eens een brandoefening doen?’.”
Je bent auditor voor het Keurmerk Gezinshuizen, hoe gaat dat als je ergens voor het eerst binnenstapt?
“Als gezinshuizen alle onderdelen van de Keurmerkmap ingevuld hebben en zo’n 80% hebben doorlopen, kunnen ze bij mij aankloppen. Dat is een beetje een kwestie van gevoel, of je daar klaar voor bent. Tijdens een audit, die duurt gemiddeld twee uur, ga ik alle onderdelen van de keurmerkmap een voor een door. Ik ben een groot voorstander van Jip & Janneke-uitleg. Ook doe ik het echt samen. Ik zal nooit zeggen ‘geef me die laptop maar’. We nemen alle R-en door, alle formulieren en richtlijnen. Per R krijgen gezinshuisouders een tip of suggestie voor aanpassing.”
“Vaak word ik voor het 2e jaar ook weer gevraagd. En zoals al eerder gezegd: gezinshuisouders kunnen rechtstreeks contact opnemen met één van de auditoren, dit hoeft niet meer via Elly de Jong..”
Vinden gezinshuisouders het spannend als een auditor langskomt?
“Mijn voordeel is natuurlijk dat ik ook gezinshuisouder ben geweest. Ik weet waar ik het over heb. Dat is dan ook altijd mijn startpunt; ik kom in iemands privé kijken, dat kan best spannend zijn. Maar beste gezinshuisouder, ik kom je helpen, je kunt mij gebruiken om te checken of je de keurmerkzaken en je kwaliteitssysteem op orde hebt. De externe auditor die hierna een dagdeel komt kijken, beslist over het wel of niet krijgen van het Keurmerk. Dat is niet aan mij, met mij kun je de puntjes op de i zetten.”
“Tussendoor komen natuurlijk de verhalen. Dat maakt dit werk leuk, daar krijg ik energie van. Want weet je, ik ben zo enthousiast over gezinshuisouders. Als je het niet hebt gedaan kun je nooit echt weten hoe dat is, die 24/7 zorg voor kinderen. Je moet er een klein beetje gek voor zijn, maar wat gezinshuisouders doen is goud!”
Welk onderdeel gaat vaak mis, of is voor iedereen moeilijk?
“Ik merk dat R1.5, de SWOT-analyse, het analyseren van de sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen, een moeilijk onderdeel is. Ook R 4.1, klachten, signalen, afwijkingen valt op. Een structurele analyse op incidenten is lastig, nog niet eens voor de gezinshuisouders, maar vaak voor de partijen daaromheen.”
“De samenvatting van de gezinshuisbeoordeling blijkt ook een lastige. Het gebeurt nog regelmatig dat gezinshuisouders verwachten dat ik die maak. Maar dat is niet zo. Het is de eigen slotconclusie van het gezinshuis. Schrijf hierin je highlights en je jaaracties.”
Het Keurmerk Gezinshuizen: zucht en kreun of reuzebelangrijk?
“Van allebei een beetje. De eerste cyclus is het moeilijkst, bij het tweede en derde jaar waar we een interview afnemen, merk ik dat het kwaliteitssysteem een onderdeel is geworden van het gezinshuis, er wordt echt mee gewerkt.
Het Keurmerk Gezinshuizen staat goed bekend. Gemeenten vragen om dit onafhankelijke bewijs van kwaliteit en ook zorgaanbieders vinden het van essentieel belang. Ik merk met de loop van de jaren dat gezinshuisouders inzien dat ze ook een onderneming zijn en dat daar een goed werkend kwaliteitsmanagement systeem bij hoort
Het is belangrijk om er, zeker die eerste ronde, bewust de tijd voor te nemen. Dan heb je vervolgens zwart op wit dat je je onderneming, maar meer dan dat, dat je de zorg voor andermans kinderen op orde hebt. Een bewijs dat je er alles aan doet, dat is waardevol. Daar mag je trots op zijn. Je hebt dat zelf gefixt!”